Behandelingen
Hodgkinlymfomen worden voornamelijk behandeld met chemotherapie al of niet gevolgd door bestraling. Bij herval (recidief) of indien de ziekte niet reageert op de behandeling (refractair) maakt men ook gebruik van een monoklonale antistof die gericht is tegen een specifiek eiwit dat op de oppervlakte van de kankercel zit (het CD30-eiwit), immunotherapie of een autologe of allogene stamceltransplantatie.
Non-hodgkinlymfomen worden behandeld met chemotherapie, immunotherapie (al dan niet gecombineerd), doelgerichte orale behandelingen (met pillen), bestralingen en stamceltransplantatie. Bij de ziekte van waldenström gebruikt men soms ook plasmaferese om het bloed van het teveel aan eiwitten te ontdoen.
Bij de meeste B-cellymfomen bestaat de eerste behandeling uit immunotherapie. Dat gebeurt met een zogenaamde monoklonale antistof die gericht is tegen CD20, een eiwit dat op elke B-cel aanwezig is.
Daarnaast wordt er een combinatie van verschillende chemotherapieën gebruikt. Die kan verschillen naargelang je leeftijd, het subtype en stadium van het lymfoom. Bij beperkte ziekte bij bepaalde indolente lymfomen kan ook lokale bestraling een behandelingsoptie zijn. Verschillende subtypes van non-hodgkinlymfomen kunnen een onderhoudsbehandeling met immunotherapie krijgen om de ziekte langer en dieper terug te dringen. Bij herval (recidief) of indien de ziekte niet op de behandeling reageert (refractair) maakt men gebruik van andere chemotherapieschema's, andere vormen van immunotherapie, doelgerichte orale behandelingen en autologe of allogene stamceltransplantaties.